Dying Light: The Beast | REVIEW
In dit artikel:
Techland probeert de Dying Light-franchise nieuw leven in te blazen met Dying Light: The Beast — geen kleine uitbreiding maar een volwaardige opvolger die gas geeft op chaos, actie en vrijheid. Het verhaal volgt Kyle Crane, de bekende protagonist uit deel één, die na gebeurtenissen in Dying Light 2 en The Following als een half-mens, half-zombie overleeft. Crane heeft jarenlang ondergedoken gezeten voor de Global Relief Effort, werd gevangen genomen en geëxperimenteerd door een antagonist genaamd de Baron. Nadat hij ontsnapt, zint hij op wraak terwijl hij worstelt met zijn nieuwe, dodelijke kant.
De game speelt zich af in Castor Woods, een fictieve toeristische regio in de Westelijke Alpen met uiteenlopende biomen: nationaal park, industriegebieden, moerassen en landbouwgrond. De vertrouwde parkour vormt nog steeds het hart van de gameplay, maar is hier vloeiender en nauwkeuriger dan in Dying Light 2. Klimmen, springen en glijden voelt chirurgisch aan, waardoor verkennen en ontsnappen bijzonder bevredigend zijn.
Combat kreeg een duidelijke upgrade: slagen wegen zwaarder, wapens zijn steviger en animaties variëren meer, terwijl Crane’s nieuwe “Beast Mode” hem de mogelijkheid geeft om met klauwen en omgevingsobjecten verwoestende aanvallen uit te delen. De dag–nachtcyclus blijft een cruciale dynamiek — overdag plunder en verken je, ’s nachts nemen infecties toe — maar is nu intenser doordat mutaties en vijandigheid wisselen met de tijd. Interessant is dat Crane dankzij zijn gaven ’s nachts niet volledig machteloos is; hij kan de rollen omdraaien.
Visueel en auditief maakt The Beast indruk: gedetailleerde omgevingen, realistische belichting, volumetrische mist en overtuigende animaties, aangevuld met een sterke sounddesign dat spanning en adrenaline versterkt. Technisch draait het spel op PS5 en Xbox Series X grotendeels stabiel rond 60 fps met occasionele dips bij hordes; de pc-versie kan spectaculair ogen maar vraagt veel performance voor maximale instellingen. Er sluipen nog wat foutjes in — vijanden die door de vloer glitchen, NPC’s die niet reageren tot je weg- en terugloopt — geen gamebrekers maar wel storend voor de polish.
Verhalend en structureel laat The Beast steken vallen. Hoewel Crane’s innerlijke strijd boeit, zijn veel bijpersonages minder memorabel en voelen sommige verhaallijnen rommelig aan. Daarnaast blijft herhaling een hardnekkig probleem: tegen de twintig uur verschijnen herkenbare patronen in vijandengolven, beklimmingen en fetch-achtige opdrachten. Toch weegt de kineticiteit van parkour en vechten zwaar: de actiemomenten blijven leuk en verslavend genoeg om door die herhaling heen te spelen.
Kortom: Dying Light: The Beast is rauw, ambitieus en vaak enorm plezierig. Techland levert een sequel die de sterke punten van de serie vergroot — vooral op het gebied van beweging, combat en sfeer — maar mist soms narratieve scherpte en technische finesse. Voor fans van snelle parkour-gevechten en nachtelijke spanning is het een duidelijke stap vooruit; voor wie vooral op zoek is naar diepgaande verhaallijnen of volledige vernieuwing zijn er nog verbeterpunten.